Interview
Kijken en verbinden
Na twintig jaar directeurschap neemt Peter Schoon afscheid van de Dordtse musea. In die periode zette hij nieuwe lijnen uit in het verzamelbeleid. Terugblikkend denkt hij aan de hoogtepunten die aan de collectie zijn toegevoegd, en hoe die tot leven komen wanneer je maar goed genoeg kijkt.
Verzamelen is het mooiste wat er is
Verzamelen is het mooiste wat er is. Daarover bestaat voor Peter Schoon geen twijfel. In 2002 werd hij directeur van de gemeentelijke musea van Dordrecht: eerst van het Dordrechts Museum en Huis Van Gijn, later ook van Het Hof van Nederland en het Regionaal Archief Dordrecht. In het voorjaar van 2022, kort voor hij met pensioen gaat, kijkt hij terug. ‘In de coronaperiode van de afgelopen twee jaar heb ik opnieuw gezien hoe ontzettend belangrijk het museum is: kunst inspireert, troost en verrast,’ vertelt Schoon. ‘Om die functie te kunnen blijven vervullen, moet je als museum blijven verzamelen. Het is een van onze kerntaken. Stilstand betekent achteruitgang: als je de collectie niet blijft versterken, mis je de boot.'
Kijkplezier
Het genot van kunst zit ‘m voor Schoon vooral in het kijken. ‘Ik wil onze bezoekers zoveel mogelijk kijkplezier bezorgen. Ik ben opgeleid als leraar en heb zes jaar voor de klas gestaan voordat ik de ommezwaai naar de kunstwereld maakte. Van die tijd heb ik geleerd: we moeten onze bezoekers niet te veel sturen met tekstborden en audiotours, maar zelf laten kijken, ontdekken en vergelijken. Pas dan krijgen mensen de kans zich te verbazen: we leggen dat niet op, dat komt vanzelf. We proberen bezoekers niet te overladen met boekenkennis, maar willen dat hun oog valt op die ene rode toets, de compositie en het licht. Een onbevangen manier van kijken, precies zoals kinderen dat doen.
Nieuwe lijnen
Een collectie versterken betekent niet alleen uitbreiden, maar ook kiezen. Welke nieuwe accenten zijn er de afgelopen jaren gelegd? ‘In 2005 zijn we begonnen ook niet-Nederlandse kunstenaars te verzamelen die een verbintenis hebben met Dordrecht, zoals werk van de Franse schilder Eugène Louis Boudin, dat we mede met steun van de Bedrijfsvrienden aankochten.’ In 2018 heeft het museum deze internationale lijn doorgetrokken naar de collectie 17de-eeuwse meesters. Dat was vooral vanwege één kunstenaar: Aelbert Cuyp. ‘Elke Dordtse museumdirecteur moet een Cuyp toevoegen aan de collectie, zei mijn voorganger eens – zo belangrijk is die kunstenaar voor onze stad.’
Vanwege het belang van Cuyp voor Dordrecht verdient deze kunstenaar in het museum ook meer context. Bijzonder aan Cuyp is dat zijn werk vroeg werd verzameld in Engeland, waar hij een grote impact heeft gehad op de ontwikkeling van de schilderkunst. Om dat te kunnen laten zien, heeft het museum werk verworven van Engelse schilders die zich beiden sterk lieten inspireren door Cuyp. In 2018 kocht het museum een werk van Thomas Gainsborough en in 2021 kreeg het van een particuliere verzamelaar een schilderij van Joseph Mallord William Turner in langdurig bruikleen. Van beide kunstenaars is er in Nederland nauwelijks ander werk.
Schoon is enorm trots op de internationalisering van de collectie, maar gevraagd naar zijn favoriete aanwinsten van de afgelopen twintig jaar, komt allereerst werk van Nederlandse kunstenaars bij hem op. Het eerste is het Portret van de eend Sijctghen van Aelbert Cuyp. ‘Deze atypische Cuyp is een echte publiekslieveling, ook dankzij het bijzondere gedicht dat op het werk gekalligrafeerd is en het bijbehorende verhaal over de vondst van het werk door de Dordtse schrijver en schilder Jan Veth.’
Band met de stad
Als je naar ons museum komt, kom je dichter bij jezelf, aldus Schoon. ‘Je leert meer over de stad waarin je rondloopt of zelfs bent opgegroeid.’ Een stedelijk museum kan alleen succesvol zijn als de band met de stad goed is. ‘Hier ligt onze basis. Als we ons niet verbinden aan de inwoners, de gemeente en het bedrijfsleven, hebben we geen bestaansrecht. We willen een platform zijn voor iedereen. Daar hebben we de afgelopen jaren hard aan gewerkt. We hebben het museum teruggegeven aan de stad.’
Daarin heeft één aankoop een cruciale rol gespeeld: het Gezicht op de Oude Maas bij Dordrecht van Jan van Goyen. Het verhaal is al vaker verteld. Terecht ook, want het is bijna een sprookje. Het schilderij moest in 2006 worden teruggeven aan de erven van de rechtmatige eigenaar, maar dankzij een succesvolle crowdfundingsactie slaagde het museum erin het voor 3,5 miljoen euro terug te halen naar Dordrecht. Zelden was beter te zien hoe openbaar kunstbezit kan leven en hoe door een aankoop de betrokkenheid van de stad bij het plaatselijke museum werd vergroot. ‘Het schilderij is onze Nachtwacht geworden: iedereen kent het.’
De praktijk van het verzamelen
Beslissingen bij het verzamelen neemt Schoon niet alleen. ‘De conservatoren spelen een ongelooflijk belangrijke rol: zij doen niet alleen onderzoek naar ons eigen bezit, maar speuren ook naar mogelijke nieuwe aanwinsten. Sommige werken staan al eindeloos lang op onze wensenlijst. Heel af en toe komen we die tegen.’ Dat geldt bijvoorbeeld voor het plafondstuk van de Dordtse schilder Abraham Busschop dat in 2011 te zien was bij een Parijse handelaar op kunstbeurs TEFAF in Maastricht. Het museum wist van het bestaan van dit werk, maar niet waar het zich bevond. Door snel handelen slaagde het museum erin het te verwerven. ‘Dat was een puur geluksmoment.’
Aankopen van dit formaat zijn alleen maar mogelijk met de steun van lokale en landelijke partijen. ‘Wij geven per jaar zo’n 300 duizend euro uit aan verzamelen alleen al. De gemeente ondersteunt ons goed, door te helpen te investeren in ons gebouw en personeel en door jaarlijks 80 duizend euro beschikbaar te stellen voor de versterking van de collectie. Maar ons verzamelbeleid is toch vooral een particuliere aangelegenheid. Daarbij steunt de Vereniging Rembrandt ons genereus, net als het Dordtse bedrijfsleven en andere partijen. En niet te vergeten de vele verzamelaars, schenkers en bruikleengevers, aan wie we ongelooflijk veel te danken hebben.’
Blijven dromen
Gevraagd naar zijn grootste droom, zegt Schoon: ‘Ik zou graag nog een Caspar David Friedrich willen toevoegen aan onze collectie romantiek. Hij zou zo mooi passen binnen onze collectie uit de 19de eeuw. Op die manier kunnen we de werken die we al hebben van een internationale context voorzien, en het verschil tonen tussen de Nederlandse, Franse en Duitse interpretatie van de romantiek. Daar blijf ik van dromen.’
Interview: Hilbert Lootsma | tekst: Anne van den Dool