‘Elke keer als ik het zie word ik er vrolijk van’ schrijft Alet over het schilderij De tuin van Jacobus van Looy (1855-1930) in Teylers Museum. Het werk doet Maria denken aan de tuin uit haar jeugd, waar haar moeder prachtige boeketten plukte. Misschien is dat ook wat de vrouw van de kunstenaar doet in de bloemenzee op het schilderij. Van Looy schreef treffend dat zij er ‘nederig middenin’ lijkt te bloeien.

Van Looy de tuin betere kwaliteit

Jacobus van Looy, De tuin, 1893 | olieverf op doek, 93 x 137 cm | Teylers Museum, Haarlem

Het tapijt van Oost-Indische kers, goudpapaver en zonnebloemen lijkt zich eindeloos uit te strekken. Alleen door het stukje aarde, vooraan in het midden, is het denkbaar dat er nog plaats was voor Van Looy, die het werk in zijn kleine achtertuin in de Amsterdamse Pijp schilderde.

Onbekend maakt onbemind

Nu is De tuin een publiekslieveling (het schilderij werd drie keer als favoriet ingezonden), maar aanvankelijk waren kunstcritici er niet positief over. Nadat Van Looy het kunstwerk in 1894 tentoonstelde in Amsterdam, beschreef een journalist van de Nieuwe Rotterdamse Courant het schilderij als een ‘brok, plompverloren uit de natuur gesneden’. Die kritiek laat zien dat de schilder met dit werk iets ongebruikelijks deed. Dat kwam vooral door de wijze waarop hij de tuin in beeld bracht, de kadrering van de compositie, die toevallig lijkt afgesneden. Tuinen werden al eeuwenlang geschilderd, maar niet op deze manier. Hoe dan wel? Daarvoor moeten we op tuinenreis, met zevenmijlslaarzen, door de kunstgeschiedenis.

Symbolische tuinen

Geschilderde tuinen komen al sinds de klassieke oudheid voor: in de eetzaal van een villa in Pompeï is een wand gedecoreerd met struiken en vogels en een strakblauwe lucht. Dat idee van binnen ‘buiten zijn’ zou veel later, in 17de- en 18de-eeuwse voorname woonhuizen, vaak worden toegepast. Van Looys schilderij is niet op die decoratieve manier bedoeld, maar als een opzichzelfstaand kunstwerk. Een vroeg voorbeeld van een prominente tuin in de schilderkunst, is het 15de-eeuwse Paradijstuintje. Hier staat de tuin, een besloten hof, symbool voor de maagdelijkheid van Maria. Veel bloemen in de hof verwijzen daarom naar haar. De tuin staat ten dienste van die hogere boodschap, maar door het naturalisme waarmee de schilder details als de ijsvogel of een pioenroos weergaf, doet deze hemelse tuin ook heel aards aan.

Paradijstuintje

Maker onbekend (Bovenrijngebied, vermoedelijk Straatsburg), Het paradijstuintje, ca. 1410-20 | tempera en olieverf op paneel, 26,3 x 33,4 cm | Städel Museum, Frankfurt am Main (permanent bruikleen van het Historisches Museum, Frankfurt am Main)

Dat deze tuin een symbolische plek is, waar het kwaad geen macht heeft, blijkt uit het geketende duiveltje dat naast de aartsengel Michaël zit. Naast de heilige Joris ligt de door hem verslagen draak - hier niet groter dan een leguaan - op zijn rug in het gras.

Geschilderd bezit

Nog veel aardser zijn de geschilderde tuinen die écht bestonden, en soms nog steeds bestaan. Een vroeg voorbeeld is dit schilderij van de tuin van het Florentijnse Palazzo Pitti. Het maakte deel uit van een serie van veertien schilderijen van de Medici-paleizen die de Vlaming Justus Utens (?-1609) in 1599-1604 in opdracht van Ferdinando I de Medici (1549-1609) schilderde. Utens heeft de tuinen niet weergegeven zoals een bezoeker ze in werkelijkheid zag, maar vanuit vogelperspectief, als een cartograaf. Van hoogteverschillen als heuvels trok hij zich weinig aan. Alleen op die manier kon hij de tuinen en de landerijen rondom de Medici-paleizen volledig in beeld brengen.

Giusto Utens Pitti Boboli website

Justus Utens, Palazzo Pitti met de Boboli-tuinen, 1599-1604 | tempera en olieverf op doek, 141,5 x 238 cm | Polo Museale Fiorentino, Florence

Het ensemble waartoe dit schilderij behoort, werd aanvankelijk in een salon in een van Ferdinando’s paleizen getoond. Hij bestelde de serie hoogstwaarschijnlijk niet uit kunstliefde, maar om bezoekers te imponeren met de aanblik van zijn residenties en landerijen.

De tuin voorbij

Eeuwenlang konden alleen zeer rijke mensen het zich veroorloven om een tuin voor hun plezier te (laten) onderhouden. Dat veranderde in de loop van de 19de eeuw, en als gevolg daarvan ontstonden schilderijen waarin kunstenaars niet de tuin van een ander weergaven, maar die van henzelf. Van Looys Tuin is daar een fraai voorbeeld van. Nog veel beroemder zijn de schilderijen van Claude Monet (1840-1926), wiens tuin bij Giverny nog steeds bezocht kan worden. De kritiek op Van Looys grillige afsnijding raakt aan een facet van de moderne kunst dat ook in Monets werk terugkomt. Zijn kunst gaat vaak over de weergave van het licht op een bepaald moment van de dag. Het belang van het voorgestelde was ondergeschikt aan het spel van kleur en lijn. In Monets late tuinschilderijen is de tuin dan ook nagenoeg verdwenen in een zee van blauw, paars en groen. Het is vooral de titel die ons herinnert aan de weelderige blauweregen die Monets inspiratiebron was.

Monet blauweregen

Claude Monet, Blauweregen, 1917-20 | olieverf op doek, 150,5 x 200,5 cm | Kunstmuseum Den Haag

Bekijk ook

Het Joodse bruidje van Rembrandt

Het Joodse bruidje
Rembrandt Het Joodse bruidje verkleind