Uilenbuiken
Of ik goede smaak heb, weet ik niet. Wel is mijn smaak door de jaren heen behoorlijk veranderd - kunstenaars die mij eerst koud lieten, kunnen nu aanleiding zijn voor een reis. Kijken met geduld, je oordeel uitstellen, ik kon dat zeker niet altijd al. Ik herinner me nog goed de eerste ontmoeting met Picasso’s La petite chouette op een tentoonstelling in het Van Gogh Museum in 2008. Ik was een jonge twintiger toen en net als met veel andere moderne kunst had ik mijn mening over dit beeldje binnen enkele seconden gevormd: ‘Kots op een stokje.’
De samensteller van de tentoonstelling kon wel lachen om die snedige omschrijving en ik was er daarom aanvankelijk wel tevreden mee. Tegenwoordig is dat anders. Als ik nu terugdenk aan dat moment, besef ik hoe nauw mijn blik op kunst toen was. Wat mooi en goed is, baseerde ik op koppige denkbeelden die reeds in mijn tienerjaren of zelfs al eerder waren gevormd en die mijn studie kunstgeschiedenis niet wezenlijk had veranderd.
Bij het terugzien van Picasso’s beeldje in het Kröller-Müller Museum zo’n tien jaar later was mijn smaak gevoed door meer kennis. Ik begreep daardoor beter welk spel Picasso hier speelt met de beschouwer en hoe vaardig hij daarin is. Hij doet niet
veel anders dan de late Rembrandt, dacht ik toen, alleen gaat hij bij het opzoeken van de grenzen van de suggestie veel verder en doet hij dat met meer humor. En doordat ik had geleerd met meer geduld te kijken, viel mij bij de bestudering van dit beeldje nu de trefzekerheid van de uitvoering op: door de kop van de uil licht gedraaid weer te geven, waardoor het lijkt alsof hij op iets reageert, heeft Picasso de voor dit beest zo typerende eigenschap van waakzaamheid weten uit te drukken.
Ik zou La petite chouette weleens willen zien naast een ander uiltje, gemaakt aan het einde van de 16de eeuw. In dit werk, een pronkbeker, wordt de uil op meer beschrijvende wijze verbeeld, de beschouwer hoeft zelf niet veel in te vullen. Dat maakt het beeld niet per se minder aantrekkelijk. Aan het smeed- en snijwerk valt genoeg te genieten en dan is er ook nog het versje op de hals, dat vertelt over de liefde van een ongelukkige uil voor een nachtegaal. Het Nijmeegs uiltje, zoals dit werk bekend is komen te staan, is terecht een publiekslieveling in het Valkhof Museum.
Ondanks hun overduidelijke verschillen zouden deze twee uilen elkaar in een gezamenlijke vitrine denk ik niet snel in de veren vliegen. Ze delen namelijk ook iets belangrijks: hun bron van ontstaan. Kunst moet ergens beginnen, en niet zelden is dat met een associatie. Eind 16de eeuw zag iemand een uilenbuik in een kokosnoot, zo’n 350 jaar later herkende Picasso die in een gebruikt aardewerken bakje. De kunst is dan wel veranderd, maar geldt dat ook voor de mechanismen van onze verbeelding? Dat lijkt mij heerlijk gespreksmateriaal voor in een museum.
Hilbert Lootsma is hoofd Inhoud & Communicatie bij de Vereniging Rembrandt.