De Vereniging Rembrandt en de eigentijdse kunst

Dale Chihuly’s Grand Stairwell Installation, Patricia Kaersenhouts Guess Who’s Coming to Dinner Too? en El Anatsui’s In the World But Don’t Know the World. De laatste jaren steunt de Vereniging Rembrandt musea regelmatig bij de aankoop van spraakmakende kunstwerken uit de eigen tijd. Dat is zeker niet altijd zo geweest. In de vroege jaren 1950 werden nog stevige discussies gevoerd over steunverlening voor werken van moderne kunstenaars als Marc Chagall en Picasso, en pas in 1956 – 73 jaar na de oprichting van de Vereniging Rembrandt – werd voor het eerst op papier gezet dat de eigentijdse kunst hetzelfde zou worden behandeld als de oude.

Iemand die vermoedelijk heel blij zou zijn geweest met deze nieuwe houding ten opzichte van de eigentijdse kunst, was de zeeschilder Hendrik Willem Mesdag, die in de beginjaren van de Vereniging deel uitmaakte van het bestuur. Al bij de oprichting in 1883 wierp hij de vraag op of zij niet ook werk van hedendaagse kunstenaars moest helpen aankopen. Dat voorstel werd door voorzitter Jacob Ankersmit resoluut van de hand gewezen, met als argument ‘dat dit den werkkring der Vereeniging veel te zeer zou uitbreiden en dat dit nimmer in de bedoeling der oprichters heeft gelegen’.

Maris Extase

Matthijs Maris, Vrouwenhoofd (Extase), 1894-1906 | zwart krijt en houtskool op papier, 50 x 34 cm | Museum Boijmans Van Beuningen, Rotterdam | gesteunde aankoop uit 1906

Betoverd

Het zou ruim twintig jaar duren voordat het bestuur voor het eerst van deze lijn afweek. De aanleiding hiervoor was een aanvraag van Pieter Haverkorn van Rijswijk, directeur van Museum Boymans en een groot liefhebber van eigentijdse kunst. Kort daarvoor was hij afgereisd naar Londen voor een bezoek aan het atelier van Matthijs Maris, toen door velen beschouwd als de belangrijkste nog levende Nederlandse kunstenaar. Daar raakte hij betoverd door een tekening van een meisje dat uit de mist lijkt op te doemen, een prachtig voorbeeld van Maris’ late stijl.

De op slag verliefde Haverkorn was meteen bereid de gevraagde 6.000 gulden te betalen, een voor die tijd enorm bedrag voor een tekening. Om het geld bijeen te krijgen, organiseerde het museum een inzamelingsactie, waarbij de tekening een week lang werd getoond bij de Rotterdamse Kunstkring. De actie verliep wonderwel en dat was zeker ook te danken aan Haverkorns beslissing de tekening een aansprekende titel te geven: Extase. Maris was het hier bepaald niet mee eens. Hij schreef Haverkorn dat hij deze ‘high title’ totaal misplaatst vond en zich afvroeg waarom de tekening niet gewoon ‘meisjeskopje’ of ‘houtskooltekening’ kon worden genoemd. Ook legde hij uit waarom hij de tekening niet had willen signeren: ‘I didn’t know where to put it, besides it looks so businesslike & does not matter.’ Haverkorn stelde voor het desnoods zelf te doen als Maris hem een voorbeeld op een papiertje vanuit Londen toestuurde. De kunstenaar wist niet wat hij hoorde.

'Wonderschoon werk van den geniaalsten en zeldzaamsten der levende Hollandsche meesters.'

Pieter Haverkorn van Rijswijk, directeur Museum Boymans (1883-1908)
Ruimte voor uitzonderingen

Met de inzamelingsactie werd 3.000 gulden opgehaald, het restant werd voorgeschoten door de Vereniging Rembrandt. Dat de helft van het aankoopbedrag door particulieren bijeengebracht was, zag het bestuur als bewijs voor hoe graag het publiek de tekening voor Nederland wilde behouden. Wat een geluk dat het belang van deze aankoop werd gezien en dat het bestuur ook toen al begreep dat er altijd ruimte moet worden gelaten voor uitzonderingen. Zo kunnen wij nu in Nederland samen genieten van een ‘wonderschoon werk van den geniaalsten en zeldzaamsten der levende Hollandsche meesters’, om nog even een verliefde museumdirecteur te citeren.

Extase
Museumdirecteur in extase

Bovenstaand artikel verscheen ook in het voorjaarsnummer van ons kunstmagazine. Onze leden ontvangen dit blad drie keer per jaar.

Download
Bekijk ook

Vier met ons mee!

Onmisbaar sinds 1883
Website achtergrond kalender3